Een wel heel bijzondere zaak. De club van levensmiddelen fabrikanten FNLI stapte de arena in voor zijn leden A-merken. Reden? De vergelijking door Lidl van haar huismerken met die van de A-merk leveranciers. FNLI wil de vergelijking laten toetsen. En verliest.
Al eerder schreef ik dat A-merken vogelvrij lijken. En opnieuw wordt met deze uitspraak van de RCC duidelijk dat het leven van een A-merk wel heel zwaar en moeizaam verloopt. Zeker, als je op alle onderdelen bot vangt en dus ongelijk krijgt.
De verpakkingen van het A-merk en het Lidl huismerk zijn al nauwelijks van elkaar te onderscheiden. En nu wordt via een knullige ‘smaaktest’ bovendien geconcludeerd, dat het huismerk ‘ook lekker’ smaakt. En dat ook nog eens voor een stukken lagere prijs. ‘Waar kies jij (dan) voor?’ lijkt daarmee een terechte vraag om de uitingen af te sluiten.
Lookalike vergelijking
Uiteraard dat de lookalike van de verpakkingen aan de orde wordt gesteld. En terecht dat ook de waarde van de smaaktest ter discussie komt. Alles bijeen wekt dat immers toch ten minste de indruk van minstens zo goed, maar wel stukken goedkoper. Maar de Reclame Code Commissie veegt met een grote armzwaai alle argumenten van de A-merken club van tafel. De consument laat zich immers niet bedotten, zo lijkt de RCC daarmee te willen zeggen.
Zou het echt zo zijn dat de gemiddeld consument door dit alles niet in verwarring wordt gebracht ten aanzien van essentiële factoren voor de beslissing tot aankoop?